
Jurisprudentie
AF0401
Datum uitspraak2002-02-16
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersR 101/99
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersR 101/99
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eenmalige (na)betaling SFB van bijna ƒ 10.000,- vrijwel onmiddellijk door saniet uitgegeven is beëindigingsgrond. Onwetendheid saniet is onvoldoende excuus.
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank te Middelburg
1. Procesgang
1.1 Bij vonnis van deze rechtbank van 4 augustus 1999 is de definitieve toepassing van de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van X., wonende te P., verder: de schuldenaar.
Tot rechter-commissaris is benoemd mr. W.P.M. ter Berg en tot bewindvoerder is benoemd mw. Y. werkzaam bij het Buro voor Rechtshulp te Q.
1.2 Door middel van een vertrouwelijk verslag d.d. 16 december 1999 heeft de bewindvoerder aan de rechter-commissaris bericht dat de schuldenaar een uitkering op haar bankrekening van het SFB had ontvangen ad f. 9.663 84 bruto en dat de schuldenaar dit bedrag al in zijn geheel had uitgegeven op het moment dat de bewindvoerder de betreffende beschikking van het SFB had ontvangen. In haar verslag stelt zij voorts dat de betreffende uitkering een bruto bedrag betreft, zodat er in het jaar 2000 nog een naheffing van de fiscus te verwachten valt waardoor, nu het totale bedrag al is uitgegeven, er een nieuwe schuld van circa f. 3500,- zal ontstaan.
1.3 De rechter-commissaris heeft bij brief d.d. l3 januari 2000 aan de rechtbank de voordracht gedaan tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering. Op 10 januari 2000 is daarop een reactie van de schuldenaar ter griffie ingekomen.
1.4 Op 9 januari 2000 is vervolgens het voorstel tot tussentijdse beëindiging, door de rechtbank behandeld.
Ter zitting zijn verschenen de schuldenaar, vergezeld van haar zoon en schoondochter, en de bewindvoerder.
2. Standpunten van de schuldenaar en de bewindvoerder
2.1 De schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat zij van mening is bij de aanvang van de schuldsanering niet goed te zijn voorgelicht. Zij stelt dat haar slechts is medegedeeld dat zij geen nieuwe schulden mocht aangaan.
2.2 In aanvulling op haar verslag van 16 december 1999 heeft de bewindvoerder ter zitting verklaard. dat uit het feit dat de schuldenaar de ontvangen uitkering, van het SFB zeer gehaast had opgemaakt, de indruk ontstaat dat de schuldenaar wist dat zij met besteding van de gehele uitkering onjuist handelde.
3. Beoordeling
3.1 Een succesvolle afsluiting van de schuldsaneringsregeling leidt ertoe dat de schuldenaar een zogeheten 'schone lei' verkrijgt, hetgeen inhoudt dat de alsdan nog openstaande schulden niet meer kunnen worden opgeëist.
Daartegenover is de schuldenaar verplicht om tijdens de looptijd van de schuldsanering een maximale bijdrage en inspanning te leveren om zoveel mogelijk activa in de boedel te brengen in belang van de schuldeisers.
3.2 De schuldenaar heeft aan deze verplichting niet voldaan; integendeel. Zij heeft een aanzienlijk bedrag dat zij had ontvangen van het SFB vrijwel onmiddellijk voor zichzelf c.q. haar kinderen en kleinkinderen uitdreven en niets daarvan beschikbaar gesteld ten behoeve van haar schuldeisers.
Bovendien is door haar handelwijze een nieuwe schuld ontstaan, nu over het volledig uitgegeven (bruto) bedrag nog belasting verschuldigd is.
3.3 De schuldenaar heeft als verweer aangevoerd dat zij onvoldoende was voorgelicht over haar plichten tijdens de schuldsanering; zij meende slechts verplicht te zijn geen nieuwe schulden te mogen aangaan en had niet begrepen dat het ontvangen bedrag bruto was. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Ook zonder dat zij daarover uitdrukkelijk was ingelicht had zij moeten begrijpen dat de schuldsanering, met zich meebrengt de plicht om het ontvangen bijdrage beschikbaar te stellen voor het saneren van haar schulden. Op zijn minst had zij daarover kunnen overleggen met de bewindvoerder.
3.4 Een en ander leidt tot de slotsom dat de schuldsaneringsregeling, op grond van artikel 350, lid 3 sub c, d en e Faillissementswet voortijdig moet worden beëindigd.
3.5 Zodra deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan zal de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement verkeren.
3. Beslissing
De rechtbank:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling, en benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris mr. W.P.M. ter Berg en tot curator mr. F.A.M. te Braake, advocaat en procureur te Goes, postbus 380 (4460 AT), tel. ....;
stelt bij nader te geven beschikking het salaris van de bewindvoerder vast;
bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ten laste van de Staat komen;
Geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Aldus gewezen door mr, B.J.R.P. Verhoeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2000, in tegenwoordigheid van de griffier.